Krachten bundelen voor therapieontwikkeling voor zeldzame ziekten

Interviews

Krachten bundelen voor therapieontwikkeling voor zeldzame ziekten

De Nijmeegse Therapy Accelerator for Rare Diseases ondersteunt onderzoekers bij de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor zeldzame aandoeningen. Prof. dr. Dirk Lefeber (Radboudumc Nijmegen) vertelt over dit initiatief en over de officiële oprichting van de FAST-Hub RARE-NL op 3 juni 2024: ‘In de afgelopen jaren is veel energie gestoken in het goed organiseren van zorg en diagnostiek, nu wordt het tijd om de therapieontwikkeling te versnellen’.

‘Ongeveer 1 miljoen mensen in Nederland hebben een zeldzame aandoening, die ingrijpende gevolgen kan hebben voor hun kwaliteit van leven en zelfs hun levensverwachting’, zegt Lefeber. ‘Als je zeldzame aandoeningen als één geheel beschouwt, is het een belangrijk maatschappelijk probleem. Daarom willen we ook het onderzoek naar de behandeling van zeldzame ziekten meer als één geheel beschouwen. Dat betekent dat we de lessen die we leren bij het ontwikkelen van een behandeling voor de ene ziekte, ook toepassen bij andere zeldzame aandoeningen. En daarom willen we samenwerken, hier binnen Nijmegen en landelijk’.

De waarde van samenwerking
In de afgelopen jaren is mede op initiatief van de Nederlandse federatie van umc’s (NFU) veel energie gestoken in het organiseren van de zorg voor patiënten met zeldzame aandoeningen. In de umc’s en sommige algemene ziekenhuizen zijn nu expertisecentra voor de diagnostiek en behandeling van diverse zeldzame ziekten, die vaak ook weer ingebed zijn in Europese netwerken van behandelaars en onderzoekers. Lefeber: ‘Mijn eigen onderzoek richt zich op zeldzame aandoeningen van de suikerstofwisseling. We hebben al veel vooruitgang geboekt in de diagnostiek, onder meer dankzij genetisch onderzoek. Zo hebben we een aantal nieuwe aandoeningen ontdekt en beschreven. Nu wordt het tijd om ook de ontwikkeling van effectieve behandelingen te versterken en versnellen. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan drug repurposing, op DNA of RNA gebaseerde therapieën en celtherapieën. Onderlinge samenwerking is op al deze terreinen van grote waarde, omdat er altijd overeenkomsten zijn. Als je gebruik kunt maken van elkaars expertise, kun je veel sneller van een creatief idee naar de kliniek toe werken, ook op een maatschappelijk aanvaardbare manier’, aldus Lefeber.

Krachtenbundeling
Lefeber en zijn Nijmeegse collega’s hebben al ondervonden dat onderlinge samenwerking meerwaarde heeft: ‘We constateerden dat we in het Radboudumc op een aantal gebieden succes hadden geboekt in therapieontwikkeling, zoals vaccinatie met dendritische cellen bij zeldzame tumoren, RNA therapie in de oogheelkunde, zogenaamde n=1 trials in de neurologie. Zo zijn er veel voorbeelden van losse successen. Toen hebben we gezegd: is het niet beter om dat bij elkaar te brengen, om dat hele proces te versnellen en te versterken? We hebben daar geld voor gekregen van de overheid en dat is nu de Therapy Accelerator for Rare Diseases.’

Binnen het programma zijn nu twee belangrijke thema’s in ontwikkeling: therapiepaden en learning communities. Het eerste is zoals Lefeber zegt een ‘adviesfunctie’ voor onderzoekers die een idee willen uitwerken tot concrete behandeling. Op grond van beschikbare ervaringen wordt aan de hand van casuïstiek gewerkt aan een stapsgewijze aanpak voor therapieontwikkeling. Binnen dit thema werkt men ook aan het systematisch verzamelen en beschikbaar maken van expertise over het hele traject van therapieontwikkeling “met het einddoel voor ogen”. De learning communities zijn samenwerkingen rond relevante onderwerpen zoals drug repurposing. Lefeber: ‘Zo’n samenwerking is gericht op het delen van kennis, het opzetten van onderwijs, maar ook het bij elkaar brengen van mensen binnen en buiten ons umc, bijvoorbeeld ons regionale investeringsfonds’. Momenteel wordt geïnventariseerd  voor welke onderwerpen zo’n learning community  een geschikte vorm is.

Samenwerking en krachtenbundeling zijn volgens Lefeber ook van groot belang op het gebied van methodologische vragen: ‘Een belangrijke vraag in het preklinisch onderzoek is bijvoorbeeld de voorspellende waarde van modelsystemen. Als je onderzoek doet naar mogelijke behandelingen, heb je altijd modelsystemen nodig, of het nu een humaan organ-on-a-chip model of een diermodel is. Maar het geldt bijvoorbeeld ook bij de vraag welke toedieningsvorm het meest geschikt is voor een bepaalde vorm van gentherapie of behandeling met oligonucleotiden. Als je kijkt naar bestaande succesvolle behandelingen, kun je in een vroeg stadium van preklinische ontwikkeling kiezen voor een toediening die effectiever is en niet bijvoorbeeld een vector die al onder een commercieel patent valt waardoor de kosten hoger uitvallen. Bij deze voorbeelden ligt het voor de hand om niet alleen binnen een umc, maar ook landelijk van elkaar te leren. De waarde van een bepaalde aanpak is veel beter te bepalen als we alles bij elkaar nemen wat op dat gebied in Nederland gebeurt. Dan heb je het over tientallen onderzoeksgroepen per umc, die allemaal voor hun ziekte een model maken en daar een interventie in testen, of op zoek zijn naar de optimale strategie voor gentherapie of oligonucleotiden’.

RARE-NL
De regionale krachtenbundeling in Nijmegen sluit aan bij een landelijke trend naar meer samenwerking rond therapieontwikkeling voor zeldzame aandoeningen. Op de startbijeenkomst voor de Therapy Accelerator for Rare Diseases op 3 juni in De Vereeniging in Nijmegen wordt tevens een officiële start gemaakt met de nieuwe FAST-Hub RARE-NL. De initiatiefnemers (Therapy Accelerator for Rare Diseases, Medicijn voor de Maatschappij en NFKC) presenteren daar de stand van zaken en gaan met 200 collega’s in een interactieve sessie brainstormen over de toekomst en de benodigde samenwerking. Op de vraag wat hij zelf voor zich ziet voor de komende jaren zegt Lefeber: ‘Ik hoop dat RARE-NL het platform wordt waarin we door middel van duidelijke protocollen concreet richting geven aan het onderzoek voor de therapieontwikkeling van zeldzame ziekten en dit doen op een maatschappelijk aanvaardbare manier. Je kunt je voorstellen dat we in een advies vastleggen wat we weten over de ontwikkeling van een RNA-therapie of gentherapie. En Medicijn voor de Maatschappij werkt nu al in een pilotproject aan toegang tot de praktijk voor weesgeneesmiddelen via het Orphan Drug Access Protocol. Wat we ook hopen is dat we bestaande onderzoeksprojecten bij elkaar kunnen brengen en voor bepaalde belangrijke onderwerpen grotere subsidies kunnen verwerven. Het uiteindelijke doel van ons gezamenlijk initiatief  is in elk geval om te zorgen dat er meer effectieve en veilige behandelingen beschikbaar komen voor patiënten met zeldzame aandoeningen.’

Dit artikel is het laatste in een reeks interviews met de initiatiefnemers van RARE-NL. In eerdere interviews kwamen prof. dr. Teun van Gelder (LUMC, Nationaal Farmaceutisch Kenniscentrum), en prof. dr. Carla Hollak (Amsterdam UMC, Medicijn voor de Maatschappij) en dr. Saco de Visser (FAST) aan het woord.